Christel van Bree keerde terug naar het Koninkrijk Bhutan. Ze leerde de ware aard van het land kennen door te wandelen en bij de mensen thuis te slapen. Ze beleefde een reis die bol stond van cultuur en natuur.
Een kleine stupa van keien, omringd door groene struiken en planten met fris roze en gele bloemen staat voor het traditionele huis van een boerenfamilie in Gaselo, een dorp op een bergwand in het centraal gelegen district Wangdue. Deze familie heeft een prachtigehuis van twee verdiepingen en kleine akkers vol groene asperges, chilipepers, rode rijst en bananen. Ze stellen hun huis open voor individuele reizigers die door Bhutan reizen. De woning is bijna helemaal van hout, alleen de muren zijn van leem. De buitenkant is prachtig beschilderd met kleurrijke motieven en boeddhistische symbolen. Een schildering van een grote gekleurde fallus met een strikje om de eikel mag niet ontbreken. Het is een vruchtbaarheidsteken en tevens het symbool van de morele vrijheid die Drukpa Kunley genoot, een zeer populaire boeddhistische dichter uit Bhutan.
Slapen-bij-de-boer
Met trots laat de zoon me de velden zien, de koeienstal, de kleine graanmolen waarmee ze rijstmeel maken en het houten bad dat door middel van hete stenen van warm water wordt voorzien. Ik word uitgenodigd om binnen te komen. Gretig stap ik naar binnen. De begane grond dient als voorraadschuur en keuken. Op de eerste verdieping woont de familie. In een kleine gezellige kamer mag ik gaan zitten op een matrasje op de
grond. De muren zijn mild blauw geverfd met daarop vrolijke Bhutanese bloemversieringen in zachte kleuren.
Er wordt zoute melkthee geserveerd en gepofte maïs met een flinke hoeveelheid boter er doorheen. Ik hap zonder nadenken enthousiast in de gepofte maïs en heb daarna grote moeite de vette boter van mijn gehemelte te krijgen. Een slok thee redt mij. De man des huizes komt bij ons zitten en vertelt via de gids (en tevens tolk) wat ze verbouwen, wat ze zelf opeten en wat ze over houden om te verkopen op de markt. Terwijl hij vertelt kijkt hij me met fonkelende en trotse ogen aan. Zijn lippen en tandvlees zijn rood van de doma. Wat koffie is voor westerlingen, is doma voor de Aziaten. Sigaretten roken is strikt verboden in heel Bhutan en dus is de consumptie van betelnoot des te meer gestegen.
Ik mag hier komen slapen, mee lopen op het veld, zien hoe de koeien worden gemolken en ervaren hoe de pepers te drogen worden gelegd op het dak van het huis. Ik mag meehelpen met koken. En genieten van het pure boerenleven in Bhutan! Dit slapen-bij-de-boer-idee is nog maar net ontwaakt en voor mij voelt het als een heerlijke vondst. Dit heb ik tijdens een vorig bezoek aan Bhutan zo gemist: het echte leven. Een contact dat langer duurt dan een vluchtige glimlach op weg naar de zoveelste prachtige Dzong (boeddhistisch fort). Je zou je er bijna thuis gaan voelen: home sweet home.
Yes!
Ik word wakker in een blauwe tent. Niet op een matje, maar op een heus bed. Ik ben in Limuckha in centraal Bhutan. Het kampement bestaat uit vier tenten. De tent voor de keuken en de kok, de eettent, een slaaptent voor mijn Bhutanese begeleider en general manager van het reisagentschap en dan de slaaptent voor mijn maatje en mij. Ik heb heerlijk geslapen met de geluiden uit de velden en de bossen om het kamp heen. Koebellen, het fluiten van tientallen vogels, kikkers uit de rijstvelden. Giechelende kinderstemmen. Ik steek mijn hoofd uit de tent en word blij verrast. Wat een geweldig vergezicht vanaf hier.
Ik kijk uit over kleine rijstvelden en akkertjes met andere gewassen. De kleurschakeringen wisselen elkaar geleidelijk en een beetje schoorvoetend af. Van fel lichtgroen naar donker, van middelgroen naar zachtgeel. Op de achtergrond figureren de prachtige Bhutanese houten huizen, twee verdiepingen hoog. Het decor wordt afgemaakt met bergen als coulissen. De contouren worden waziger hoe verder de berg zich bevindt. Ze worden versierd door witte uitgetrokken wolkslierten die als een aureool doodstil hangen om de vlakke bergtoppen. Ik kijk, zwijg en sta op. Ik mag vandaag van Limucka naar Samtengang wandelen. Yes!
Wegen
Deze omgeving is nog niet zo lang geleden ontsloten. Tot tien jaar geleden waren er nog maar enkele wegen in Bhutan. Sinds een jaar of vijf, vooral na het aantreden van de vijfde koning van Bhutan in 2006 is er enorm gewerkt aan het verbeteren van de infrastructuur. Het plan is om binnen korte tijd door het bouwen van wegen de meeste dorpen in Bhutan op elkaar aan te sluiten. Zo krijgen de dorpen toegang tot de buitenwereld en kunnen zij zich verder ontwikkelen. De nieuwe wegen zijn een enorme vooruitgang vergeleken met de smalle wandelpaden waar men eeuwenlang over trok om ergens te komen. Het bouwen van de wegen verloopt gestaag. Samtengang is zo’n dorp dat sinds twee jaar is ontsloten door een zandweg. Het oude voetpad is echter gewoon nog in tact en wordt nog steeds gebruikt. Dit voetpad volgen we op deze trek.
Lord of the Rings
En daar gaan we dan. Met zijn vijven. Drie Bhutanen, mijn reismaatje en ik. Vier puppies uit het dorp waar we gekampeerd hebben, hobbelen triomfantelijk met ons mee. Ze rennen zo hard als ze kunnen en buitelen over elkaar heen wanneer ze de helling op moeten. Ze zijn nog jong en met hun kleine pootjes is het hoge stijgingspercentage al gauw te veel gevraagd.
We laten Limucka achter ons. Naarmate we stijgen staan de bomen en planten steeds dichter op elkaar. Overal bladeren in de meest prachtige vormen. Bomen met parasietplanten die zich om hun bemoste takken slingeren, ze zien er een beetje angstaanjagend uit. Alsof ik in een Lord of the Rings-film beland ben.
De stok
De klim is pittig. Ik zigzag voor mijn gevoel verticaal omhoog. Het pad dat ik volg is een pad dat al eeuwen bestaat en gewoon dwars over een bergkam gaat. Geen pas te bekennen. Zo te zien lopen er maar weinig mensen, want het pad is regelmatig moeilijk te vinden en begroeid met de meest prachtige planten, grondbedekkers en mooie bloemen. De weg stijl omhoog is een uitdaging, omdat het net heeft geregend en de grond glibberig is. Ik schuif regelmatig weg en glij dan een stukje naar beneden. Gelukkig heb ik een jungle van takken om me heen om me aan vast te grijpen als het dreigt mis te gaan. Ik glibber lekker door.
Dan zie ik een stok liggen die voor mij lijkt gemaakt. Deze stok, begroeid met witgroene mossen, wordt mijn vriend. Hij helpt me op glibberige stukken en wordt voor deze korte tijd dat ik deze steile helling ga overwinnen letterlijk mijn steun en toeverlaat. Ik houd van mijn stok. Maar is dit eigenlijk wel leuk? Welke idioot rent een verticale helling op in hartje Bhutan? Ik herpak me als ik een stem hoor. “Hoehoe!”, klinkt het door de wildernis.
Vanwege de dikke vegetatie zie ik de roepende niet. Ik zie helemaal niemand trouwens, maar door haar opgewekte stem die aangeeft welke kant ik op moet, kan ik weer verder. De weemoed verdwijnt voorgoed en met een opgewekt gevoel en een ferme stap steven ik omhoog, vertrouwend op mijn vriend de stok.
Blaffend hert
Ik hoor het zingen van een vreemde vogel en boots hem na. Dan hoor ik geblaf in de verte. Ah, een hond! We geraken weer in de bewoonde wereld. Maar hè, ik sta hier op een steile helling in de middle of nowhere en de bewoonde wereld komt op me af? Hier klopt iets niet. De knappe begeleider die met me mee sloft op gympen zonder sokken, mompelt ergens van achter me vandaan: “It 's a barking deer”. Wat? Een blaffend hert? Wow! En ik hijg vrolijk mijn weg omhoog.
Ik hoor de stem weer. “Ik ben er”, zegt deze. Hoezo ik ben er? Waar ben je dan? Ik kijk omhoog en zie tussen de bomen de blauwe lucht. Het betekent een einde aan de vegetatie en dus ook aan de verticale grond waar ik opsta. Ik ben bijna boven!
Boven aangekomen staan we tussen verbleekte en gerafelde gebedsvlaggen omhuld door dunne slierten mist. We staan hier boven op de berg middenin de wolken. We drinken thee. Hete thee. Uit een immense thermosfles die een van onze begeleiders helemaal heeft meegesjouwd van beneden. Ik dacht al, wat heeft die vent een grote rugzak mee voor een dagtocht als deze.
We mogen trouwens op een grote boomstronk gaan
zitten. Dat mag omdat die vrij zal zijn van bloedzuigers. Ik gilde toen ik de beestjes voor het eerst mijn schoenen op zag kruipen. Kleine en grote wormpjes die eigenaardig hun lijf opzetten als een stokstaartje en dan rond bewegen en voelen of ze ergens een stukje huid te pakken kunnen krijgen. Om eens lekker toe te happen. Bloedzuigers dus. Help! Het verhaal van Redmond O’Hanlon dringt zich bij me op. Ik heb toen ik zijn boek In the heart of Borneo las, smakelijk gelachen om het verhaal van het plassen door een theezeefje, omdat-ie bang was dat de parasieten in de jungle via zijn plasstraal rechtstreeks zijn jongeheer in zouden kruipen. Slik!
De afdaling gaat als een speer. Dat is een groot feest met om je heen het mooiste groen en de vrolijkste bloemen die je maar kan bedenken. En dan plotseling is het bos verdwenen. En sta ik oog in oog met een schitterend decor. Ik kijk uit over de meest sprookjesachtige vallei die ik me maar kan voorstellen: de Samtengang Vallei. Missie voltooid!
Met potten en pannen
Het is ongeveer zeven uur rijden naar Mongar, de poort van onbekend Oost-Bhutan. En dat is niet erg, want het landschap is heel bijzonder. Het is alsof je door een sprookje rijdt. Hoge cipressen begroeid met mossen als enge monsters op stelten die je tegemoet komen lopen. Zigzag wegen langs steile kliffen. En kleine groene weilanden met een nietig houten onderkomen en een gevlochten dak. Hier slapen de boeren om hun gewassen ‘s nachts te beschermen tegen wilde beesten. Ik stel me de boer voor die midden in de donkere nacht door met potten en pannen te slaan de wilde zwijnen van zijn land houdt. Maar hoe wordt hij wakker als er eentje het veld nadert?
We klimmen over een kleine Shertang La pas (3590 meter) en komen in de Ura-vallei. De vallei is breed, maar het dorpje is klein en ligt er adembenemend mooi bij. De Ura Lakhang Tempel steekt dominant boven de rest van de huizen uit. Ik kan niet aan de gedachten van een hoog gelegen dorp in Zwitserland ontkomen. Maar dan wel een dorp met een rare kerk in het midden.
Een half uur rijden van Ura ligt het dorp Shinghar. Volgens gids Karma is dit de plek om in oktober naar toe te gaan. Dan wordt een bijzonder festival gehouden waar de inheemse yak-dans wordt opgevoerd. Dit dorp met zijn festival en het mooie lakhang (klooster) wordt door nog maar weinig toeristen bezocht en dat doet mijn hart sneller kloppen! Het festival in het verderop gelegen Ura is tegenwoordig veel bekender en daar komen al bijna meer toeristen naar toe dan lokale bezoekers. Het festival in Shinghar is dan toch iets indrukwekkender. In oktober dus op naar Shinghar!
Kronkelende wegen
Na Ura begint het spectaculaire stuk pas echt. We rijden met de neus van de landcruiser fier in de lucht omhoog en komen dan in het Thrumshing Nationaal Park. Deze omgeving is ongrijpbaar. Hoge cipressen die ver boven de andere vegetatie uitsteken, geven de rit een majesteitelijke sfeer. Watervallen en rododendrons omringen de kronkelige weg. Is dat nou een vos daar die over de weg vlucht en de bossen inschiet. “Adum!?”, vraagt Karma zich verbaasd en hardop af terwijl hij een halve meter uit zijn stoel opveert. Adum? Hevig gebarend en grommend draait Karma zich naar chauffeur Kensang. Kensang knikt. Een wolf dus. Ik heb het dier zo snel als hij ging nog net kunnen zien. Al was het alleen zijn achterste. Een grijs en beige achterste.
De vegetatie is ook hier weer prachtig. Lianen en mossen slingeren zich om enorme hoge bomen met bladeren zo groot als dienbladen. Wilde orchideeën die als aapjes aan een tak hangen. Bomen met wijd bloeiende rode bloemen. Trompetplanten hangen aan de kant van de weg. Her en der sjokken er zwart-wit gevlekte koeien met enorme hoorns langs de weg. Hybride koeien waarvan ik me niet zou verbazen als het een kruising betreft tussen fries stamboekvee en een Indiase trekos.
Ik kijk mijn ogen uit en probeer te vergeten dat ik langs steile kliffen rijd, waar diep beneden een wilde rivier stroomt. Dan rijden we het Thrumsing Park uit en dalen via cipressenbossen tot aan een groene vallei waar het werkelijk bloedheet is. Citroenen, bananen en mango's groeien hier volop. In de verte hoog in de bergen zien we onze bestemming Mongar al liggen. Nog een paar uur rijden en we zijn er. Vanuit de tropische vallei klimmen we omhoog. De vegetatie verandert van het ene op het andere moment. De hellingen aan de overkant van de rivier worden kaal en rotsig met enkel naaldbomen. De vegetatie aan deze kant wordt minder tropisch. De weg draait en kronkelt omhoog en dan plotseling zijn we in Mongar. Wat een rit. Wat een reis. n
U kunt uw reis naar Bhutan boeken bij Dimsum Reizen in Utrecht. Zij bieden ook wandelingen en slapen-bij-de boer (homestays) aan. Dimsum Reizen is een bekende Azie-reisspecialist en organiseert bijzondere groepsreizen en individuele reizen naar Azië en dus ook Bhutan.
Websites: www.dim-sum.nl