Argentinië is het land van de steaks. Grote, dikke, malse en sappige steaks. De Argentijnen weten van oudsher precies hoe ze met het vlees, levend en op de grill, moeten omgaan. En daar schuilt het geheim.
Waarom is de Argentijnse steak de lekkerste? ‘Vlees zit, net als tango en voetbal, in onze genen.’ Aan het woord is Raúl Mirad, Argentijn, en ruim twee decennia geleden schrijver van het boek Manual del Asador Argentino (Handboek voor de Argentijnse Barbecuer, red.). Volgens hem is de Argentijnse man een incarnatie van de gaucho’s die vroeger over de subtropische graslanden van Zuid-Amerika zwierven. Tijdens wekenlange tochten over de pampa’s leefden de cowboys van het vlees van de Aberdeen Angus en Hereford, echte vleesrassen, en leerden ze hoe ze de beste steaks konden maken.
Grote zorg
Het vlees werd met grote zorg bereidt. Het begon met de leefruimte van de runderen. Geen stallen of kralen. De dieren mochten gewoon lekker rondzwerven over de pampa’s. Verder was het voedsel dat de dieren tot zich namen van essentieel belang. Op de graslanden aten de runderen alfalfa. Soms gras maar zeker geen hooi. Daar zou de smaak minder van worden. Groeihormonen waren voor Argentijnen uit den boze. Hun steak moest puur zijn. Als de stierkalveren zo'n 28 maanden oud waren, werden ze geslacht. Ze wogen dan tussen 400 en 460 kilo.
Tegenwoordig is het houden van slachtvee op veel plekken helaas lopende bandwerk geworden. Tijd, geld en geduld om het duurzame proces te handhaven is er niet meer.
Heilig
Het bereidingsproces van het vlees is nog wel steeds heilig. Als je nagaat dat een Argentijn per jaar zo’n zestig kilo rundvlees consumeert, snap je dat het goed moet zijn. Even ter vergelijking: wij Nederlanders eten per jaar twintig kilo vlees. En daar horen alle vleessoorten bij.
Lees het hele artikel in reismagazine 'De Mooiste Rondreizen #1, 2020'. Klik hier om te kijken waar deze verkrijgbaar is.
Reacties